Bitte zeige mir Beispielsätze mit Ervoor .Nenne mir so viele gängige Formulierungen wie möglich.

Sehen Sie eine Übersetzung

I'm not sure whether you want grammar or just the verbs that take 'voor'.

Here's some grammar:

Ervoor = voor het
(before it, for it)

* Hij staat voor de kast.
> Hij staat ervoor.
* Hij staat niet voor de kast.
> Hij staat er niet voor.
* Hij staat nu niet voor de kast.
> Hij staat er nu niet voor.

* Hij zorgt voor zijn vissen.
> Hij zorgt ervoor.
* Hij zorgt voor .... + Zijn vissen blijven gezond.
> Hij zorgt ervoor dat zijn vissen gezond blijven.

Here are some sentences:
* Hij zorgt voor zijn tuin.
> Hij zorgt ervoor.
* Hij is bang voor de hond.
> Hij is er bang voor.
* Ze waarschuwen voor gladde wegen.
> Ze waarschuwen ervoor.
* Hij is voor zijn examen geslaagd.
> Hij is ervoor geslaagd.
* Hij is dankbaar voor zijn succes.
> Hij is er dankbaar voor.